Haas:
- goed reukvermogen
- goed gehoor
- snel
- springt in sprongen
- leeft in holen of ligt in een diepe kuil met alleen zijn oren die er bovenuit steken
- snuffelt veel aan de grond en dingen om zich heen
- kan veel zien maar kan niet goed diepte inschatten
- gaat plat liggen bij gevaar, oren in de nek
- heeft een lichte slaap
- alert
- zenuwachtig
- grote ogen
- dikke zachte vacht
- goed karakter
- rend er snel alleen vandoor dan dat het naar groepsgenoten gaat
omgeving
- hoog gras,
- houtwallen
- bosranden
- bosjes etc.
Eten
- gras
- kruiden
- zaden
- knollen
- schors als er niks anders is
- paddestoelen
- soms eten ze van kadavers als er niks anders is te vinden
Eekhoorn:
- knaagdier
- word grijzer naarmate het ouder word
- klimt in bomen met sherpe klauwtjes
- springt van tak naar tak en heeft huidflapjes die het helpen zweven
- kan goed zwemmen
- legt wintervoorraden aan
- slaapt op minstens 6 meter hoogt in een boom in een nestje
- verschillende holletjes met eten overal verspreid
- zenuwachtig en energiek
Eten:
- noten en zaden van sparren en pijnbomen
- paddestoelen
- boomschors
- soms een alleseter, insecten en heel af en toe jonge vogeltjes
Omgeving:
- hoge bomen
- gemengde bossen